De wijnproductie volgt de algemene principes van biologische voedselverwerking. Deze principes bepalen onder meer dat additieven en technieken niet misleidend mogen zijn voor de consument. Dit is ook het geval bij wijn.
Het belangrijkste additief in zowel conventionele als biologische wijnen is zwaveldioxide of sulfiet. Dit remt de activiteit van ongewenste schimmels en bacteriën en beschermt de wijn tegen oxidatie (= verzuren onder invloed van zuurstof) waardoor de wijn fris en fruitig blijft. Zwaveldioxide wordt in ons lichaam omgezet in sulfiet en sommige mensen zijn er erg gevoelig voor. Te veel sulfiet kan enerzijds de smaak bederven en anderzijds hoofdpijn, misselijkheid, spijsverteringsproblemen of allergische reacties veroorzaken. Het gebruik van zwaveldioxide moet daarom op de fles worden vermeld zodra het niveau 10 mg/l overschrijdt.
Sinds 2010 is er Europese wetgeving voor de productie van biologische wijn, daarvoor was er alleen een wet voor de teelt van druiven.
- De wetgeving voor biologische wijn is strenger op het gehalte aan zwaveldioxide (dat wordt omgezet in sulfieten) dan de gebruikelijke wet:
- rode wijn mag maximaal 100 mg/l bevatten (vs. 150 mg/l voor conventionele wijn);
- droge witte en roséwijn mag maximaal 150 mg/l bevatten (vs. 200 mg/l voor de gangbare variant).
- Deze toevoegingen zijn niet toegestaan in biologische wijn:
- bind- en ontzuringsmiddelen, gelatine en enzymen;
- enzymen geproduceerd door GGO's voor het klaren van wijn.
- Processen die als misleidend worden beschouwd, zoals concentratie door koeling, de-alcoholisatie, verwijdering van zwaveldioxide door fysische processen, elektrodialyse en het gebruik van kationenwisselaars;
- Sommige processen zoals warmtebehandeling, filtratie, omgekeerde osmose en het gebruik van ionenwisselaarharsen is voorlopig nog toegestaan in bio, maar beperkt en onder voorwaarden.