Wijnstokken zijn vaak tientallen jaren oud. Wijngaarden gedijen goed op arme gronden met veel gesteente; de wortels van de planten graven zich jaar na jaar een weg naar de diepere lagen. Dergelijke wijndomeinen zorgen voor sterk smakende, aromatische wijnen. Wijndomeinen die sterk bemest zijn, produceren meer druiven en meer sap, maar ook zwakkere wijnen.

Ook de ligging van een wijngaard is erg belangrijk: veel wind en veel zon helpen een perceel droog en schimmelvrij te houden.

De biologische druiventeler let extra goed op de bodem en het bodemleven. Een goede bodem is rijk aan levende organismen die de bodem doorkruisen en invloed hebben op de voeding van de planten. Het helpt de teler om zijn planten te voeden en sterk te houden. Hij mag geen kunstmest gebruiken om de bodem en het bodemleven te voeden, maar natuurlijke mest, compost, algen en enkele andere plantaardige grondstoffen die de wetgeving voor organische stof expliciet toelaat.

Om het bodemleven te stimuleren en de bodemstructuur te verbeteren. De biologische wijnboer zaait planten tussen de wijnstokken en aan de rand van het perceel.

Het onkruid wordt mechanisch in toom gehouden: sommige wijnboeren schoffelen met de hand, anderen doen het machinaal. Een thermische behandeling waarbij onkruid wordt weggebrand behoort ook tot de mogelijkheden.